Ik ben even naar de markt geweest, ik had trek in een forelletje. In roomsaus. Als ik op mijn beurt sta te wachten bij de viskraam zie ik Ids met zijn vader aan komen lopen. Ids is het neefje van Paul, mijn collega.

Normaal gesproken heeft het knaapje mij al gezien voordat ik hem zie en brult hij al gedag van ver. Vandaag niet, hij kijkt erg boos.
Ik zeg hem vrolijk gedag maar hij lijkt daardoor nog bozer te gaan kijken en een hand krijg ik ook al niet. Op mijn vraag antwoord zijn vader dat hij boos is omdat hij zijn doel van zijn lego voetbal spel per ongeluk stuk heeft gemaakt.
“Niet!”, roept Ids, “ik deed het niet pe'ongelijk, ik st'uikelde.”
“Als je struikelde dan deed je het toch niet expres?”, vraag ik hem.
“Ik deed het wel expes.” Zegt Ids met iets van twijfel in zijn stem. Je ziet hem denken: ‘Per ongelijk of expres, hoe zat dat ook weer.’
“In de winkel verkopen ze geen losse doelen, die moeten besteld worden”, verteld vader.
“Stomme winkel”, mompelt Ids, en kijkt boos richting speelgoedwinkel.

Ik krijg een idee. Bij mij op zolder staat ook zo een lego voetbal spel, ook stuk maar met een heel doel meen ik mij te herinneren.

“Is het erg stuk Ids”, vraag ik, “wellicht dat mijn tuinkabouter het maken kan.” Ik zie het ventje denken: ‘Maa'ten is gek, boute's bestaan niet!’ Maar toch lees ik twijfel op zijn gezicht: ‘Maa'ten weet veel en kan veel…’
“Bij mij thuis, voor, in de tuin, staat soms een kabouter met een kruiwagen. Leg het kapotte voetbaldoel in die kruiwagen en dan moet je vriendelijk vragen of hij het maken kan. “En”, ga ik verder, “kabouters lusten heel graag nootjes dus als jij hem nootjes beloofd te geven in ruil voor een gemaakt doel…” Ids begrijpt, zijn gezicht klaart helemaal op en ik zie hem denken: ‘Kabouters bestaan niet, maar als Maaten het zegt…’
“Vanavond zal hij er wel weer staan Ids, dus als je vanavond even langs komt leg je het kapotte doel in de kruiwagen. Goed?” Zonder gedag, met zijn gedachten bij het kapotte doel dat weer heel wordt en met een vrolijke glimlach van hier tot Vlaanderen trekt hij zijn vader mee: “Kom pappa, we gaan naa' huis.”

Nu heb ik een probleem: Een doel heb ik wel maar een tuinkabouter heb ik niet. Tuincentra’s en bouwmarkten speur ik af naar een geschikte bouter. Niets. Ik weet nog wel een paar tweedehands winkeltjes, wellicht hebben ze daar een kabouter met een kruiwagen.

Ik had geluk. Niet te groot en niet te klein alleen de verf was wat versleten. De oude verfdoos van mijn kinderen die nog op zolder staat doet goede dienst. Penseeltje er bij en in geen tijd is de kaboutermuts weer rood, zijn jasje blauw en zijn trui geel. Iets over zes uur komt Ids met zijn vader achter hem aan op de fiets aanrijden. De fiets wordt netjes op zijn standaard gezet. Uit zijn zak haalt hij een kapot doel en, bijna plechtig, legt hij het in de kruiwagen.
Met een serieus gezicht gaat hij op zijn hurken, met zijn armpjes op zijn knieën en zijn handjes in elkaar tegenover de kabouter zitten en begint het hele verhaal van hoe het komt dat… te vertellen. Met moeite neemt hij na een kwartiertje afscheid van de kabouter.

De volgende dag om een uur of acht loop ik naar buiten om een nieuw doel in de kruiwagen te leggen. Net op tijd want rood van inspanning komt Ids aan gefietst, ver voor zijn vader uit. Hij springt van zijn fiets om verbaasd het voetbaldoel uit de kruiwagen te pakken. Triomfantelijk en dolblij staat hij met het ‘herstelde’ voetbaldoel in zijn handjes te stralen van vreugde en geluk.
“Kijk pappa”, en hij houd het doel omhoog om het zijn vader te tonen, “Het ligt in de k'uiwagen, helemaal heel. Kom pappa, we gaan naa' huis het doel p'oberen.”

“Vergeet jij niets?”
“Ohja!”, roept Ids uit, ”bijna ve'geten.” Een zakje met pindanootjes haalt hij uit zijn zak tevoorschijn en legt het in de kruiwagen van de kabouter. Terwijl hij de kabouter over zijn bol aait zegt hij:
“Dank je wel Kabouter voor het maken van mijn voetbaldoel, ik ga het gauw proberen.”

Ids is even verbaasd en stil. Dan brengt hij, zei het met wat moeite, een rrrr ten gehore. “hoor je dat pappa?, ik kan de: rrrrr, ” Ik wijs naar mijn oor, zo van: ‘ik hoorde het ook’ en steekt mijn duim omhoog.

“De kabouter heeft er zelfs voor gezorgd dat je de ‘R’ kan spreken. Dat is toch wel het bewijs dat kabouters echt zijn Ids.”  Wantrouwig kijkt hij mij aan en met een brede grijns zegt hij: “Dag ome Maarrrrten, dag kabouterrr, tot de volgende kee'.”

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.