Hoe maak ik er een verhaal van?
Ooit was het als grap begonnen, maar na jaren is het traditie geworden. Als zijn sokken versleten zijn en vervangen moeten worden, rijdt Harm naar Antwerpen, om op de zondagmarkt nieuwe te kopen.
Vroeger, toen hij nog getrouwd was, wilden zijn kinderen eens naar de vogelenmarkt in Antwerpen, want daar was een vriendje met zijn ouders geweest en die had enthousiast over die grote markt verteld en, niet onbelangrijk, over de aldaar gegeten fritten. De kinderen vertelden dit tijdens het avondeten aan hun ouders en als argument om toch maar vooral naar de markt te gaan besloten ze met: “Dan kun je gelijk nieuwe sokken kopen, papa.”
Om alleen voor sokken, lees frit, naar Antwerpen te rijden vond Harm wat te gortig: ze maakten er die eerste keer, en alle volgende keren, een leuk dagje uit van.
Afgelopen zondag was Harm weer voor sokken naar Antwerpen gereden want, ondanks dat hij gescheiden was en de kinderen inmiddels de deur uit, houdt hij deze traditie in ere.
Na de markt bezocht te hebben, was hij naar Lillo gereden, een oude vesting aan de Schelde, niet ver van Antwerpen. Gelijktijdig kwam er ook een kleine personenbus, vol met verstandelijk gehandicapten die ook een dagje uit waren. Hij bekeek het gezelschap met aandacht, hij telde vier meisjes, die de leiding hadden over acht mensen. Vol bewondering volgde hij het doen en laten van de meisjes om iedereen in het gareel te houden. Ze hadden geen moment rust, continue moesten ze iedereen links, rechts, voor en achter hen in de gaten houden, jassen aan, ritsen dicht, neuzen snuiten en ook nog een enkeling terughalen die gewoon een kant op liep zonder zich druk te maken over het waarheen.
Dat de meisjes hun gasten al kenden bleek hem wel toen een van de dames al bij voorbaat, als was het heel gewoon, haar hand achter zich hield zodat een van de gehandicapten die kon vatten zoals een olifant wel eens doet met de staart van zijn voorganger. Andere gehandicapten liepen uitgelaten vrolijk met elkaar en andere bezoekers op, met op het eind een kleine sprint, in gang gezet door een valsspeler die eerst ging rennen en toen riep: “Wie er het eerst is”.
Een van de jongens kwam naast Harm lopen en stak een heel verhaal af, op een enkel woord na onverstaanbaar, maar vol vuur en met een grimas als van iemand die het reuze naar zijn zin heeft. Harm knikte hier en daar even en, wanneer hij dacht dat het nodig was, gaf hij ook antwoord. Tot slot kreeg hij nog een vriendelijke elleboog por tegen zijn schouder, zodat hij wankelend in de berm terecht kwam.
Na een wandeling door de vesting en een kop koffie op een terras, liep hij de steiger op waar de pont naar Doel, het dorpje aan de overkant van de schelde, aan zou leggen. Hetzelfde gezelschap stond al te wachten tot de pont, die eens in het uur afmeert, zou arriveren.
Een jongeman, die hij niet eerder gezien had, stond gespannen en nerveus op en neer wippend naar de aankomende pont in de verte te kijken.“Mijn vriendin komt met de pont”, vertelde hij ongevraagd. “De pont is nog te ver, je kunt haar nog niet zien staan zeker?” antwoordde Harm vragend om een gesprekje op gang te brengen. “Ja hoor, daar links, daar staat ze.”
“Hoe weet je nu dat zij dat is? Ik zie haast geen verschil tussen al die mensen in al die kleurige kleren.” De jongeman straalde en lachte zijn minder fraai gebit bloot. Hij wees en zei vol overtuiging: “Daar staat ze, ze is het allermooiste meisje van de hele wereld!” Daar kon Harm niets tegenin brengen natuurlijk. Haar naam zal wel op het behang geschreven staan en haar foto hangt waarschijnlijk boven zijn bed, dacht hij. Met het naderen van de pont werd de jongeman steeds stiller, het op en neer wippen stopte en een gespannen, nerveuze blik trok langzaam over zijn gezicht. Toen de pont uiteindelijk stil en afgemeerd lag, stond de knaap gespannen naar de menigte die van het veer afgelopen kwam te turen. Harm bekeek de jongeman aandachtig; verbaasd over het gespannen gedrag van de knaap. Nieuwsgierig bleef hij staan om te zien hoe het verder ging.
“Daar, daar komt ze”, hij stootte Harm aan om zijn aandacht te trekken, “dat is ze”, zei hij nogmaals, met zijn vinger in de juiste richting priemend. “Met dat…”, hij maakte zijn zin niet af, ze zwaaide en hij zwaaide bijzonder enthousiast terug. “Rustig jong, straks valt je arm er af,” zei Harm lachend terwijl hij het meisje in zich opnam. Ze viel op, ze zag er heel leuk uit vond Harm, met die korte rode laarsjes, fraaie benen in zwarte kousen onder een kort, zwart rokje en een kort, blauwig jasje. Lang bruin haar omlijstte een vriendelijk gezicht. Ze loenste wat merkte Harm op, het stond haar wel leuk. Haar tanden waren niet echt wit en stonden wat scheef, maar toch: Een mooi meisje, was zijn oordeel.
Eindelijk was ze er dan, midden op de loopbrug stond ze stil zodat er bijna niemand meer door kon. Onzeker en verlegen lachend stonden ze elkaar aan te staren. “Geef haar een kus en ga opzij joh, zo kan er niemand meer door” , zei Harm die van het tafereel stond te genieten, “neem haar mee en trakteer op een ijsje.” Onzeker sloeg de knaap een arm om het meisje heen en gaf haar een kus die ze grif beantwoordde. Ze beet op haar onderlip en er rolde een traan over haar wang. ‘Een traan van geluk’ oordeelde Harm. De jongeman zag de traan ook en veegde hem af; “kappen! Je lijkt wel een lekke emmer.” Was zijn wat onhandig commentaar. Verliefd keek ze naar hem op, lachte en gaf nog een kus weg.
Van dit soort dingen kan Harm erg genieten, hij bedenkt zich dat hij van deze dag een verhaal zou moeten schrijven voor de site ‘Web Tales’ die hij pas ontdekt heeft. Eens zien wat anderen van zijn verhaal zullen vinden. Al eerder heeft hij een kort verhaaltje geschreven, maar daar was hij zelf niet erg tevreden over. Het viel hem tegen om op te schrijven wat je ziet en wat er door je hoofd speelt, maar toch; hij kreeg een paar leuke, bemoedigende, reacties op zijn verhaal met als gevolg dat hij wel meer zou willen schrijven.
De gedachte aan een verhaal liet Harm niet meer los die middag. Het hoe het gebeuren van deze dag op te schrijven hield hem bezig en het stoorde hem dat hij geen pen en papier op zak had.
Zijn bezoek aan Doel stemde hem niet echt vrolijk, de helft van de huizen in het dorp is al afgebroken en de rest, op een enkel huis na, is dichtgespijkerd. Triest, in meerdere opzichten vindt hij. Omdat er een zeehaven moet komen, wordt er een heel dorp van de kaart geveegd, de bewoners uit hun huizen verdreven en dat terwijl de reeds bestaande nieuwe zeehavens nog niet eens ten volle benut worden.
Ruim op tijd stond Harm weer bij de steiger op de pont te wachten met reeds een aardig beeld in gedachten over hoe hij zijn verhaal ging schrijven. Zou hij zijn bezoek aan Doel er ook in vermelden vroeg hij zich af, of zou dat te veel worden? Hij besloot het wel te doen, beperkt, dat wel, en dan eens afwachten wat de andere schrijvers ervan zouden vinden. ‘Ik ben tenslotte nog een leerling, dan mag ik fouten maken’, dacht hij met een glimlach.