Eindelijk rust

                                                                       

Een maand is het alweer, een maand woont mijn zoon 'op zichzelf', in een kamer in Maastricht.
In Juli had hij op het net twee adressen gevonden waar een kamer te huur was.
“Pa! kunnen we zaterdag even naar Maastricht rijden, even twee kamers gaan bezien?” Wel ja, ‘even’. Dat even is vanaf hier ruim 180 km, twee uur rijden.
Natuurlijk zeg ik 'Ja we gaan kijken.' Hij heeft afgesproken om zaterdagmorgen bij de eerste kamer om tien uur aanwezig te zijn en bij de tweede om elf uur. Acht uur zaterdag ’s morgens stappen we in de auto.
"Heb je de adressen?", vraag ik, waarop hij mij aankijkt van ‘rare vraag’ en zegt:
“Natuurlijk, die zitten allemaal hier” naar zijn schedeldak wijzend. Eerst naar het Orléansplein en dan naar Geneinde.

Dankzij Tom het ding, die ik voor deze gelegenheid heb aangeschaft, vonden we het Orléansplein in een keer. Normaal zie ik altijd eerst heel Nederland om daarna pas op het goede adres aan te komen, handige dingen die tomtoms.
“Welk nummer?“, vraag ik, waarop mijn rekenwonder, dat zijn wiskundehuiswerk altijd amper heeft hoeven leren omdat dat 'een makkie' is, diep nadenkt, een briefje uit zijn zak haalt mij kleurend aanziet en dan zegt:
“Dat heb ik niet opgeschreven, ik dacht ‘dat onthoud ik wel' maar ik ben het vergeten.”
“Oh jee! verdorie”, doe ik wat nors maar inwendig moet ik lachen.
“Het volgende adres…?" vraag ik voorzichtig.
“Ja, dat heb ik wel, met het huis nummer.”
Onderweg hoor ik naast mij: “Ik heb honger!”
Zucht, ik had het kunnen weten ‘al’ twee uur terug zijn er ‘slechts’ zes boterhammetjes verorbert. ’t Viel mij nog mee dat hij niet hoefde te plassen of vroeg 'Is het nog ver?' ’t is een kind tenslotte.

Het tweede adres was snel gevonden dankzij Tom het ding.
Een leuk klein plaatsje dat bij Maastricht is gevoegd alwaar ik mij best thuis zou kunnen voelen.
Het huis is groot en geheel beschikbaar voor de vier kamerhuurders. Een woonkamer van ongeveer zes bij tien meter. Gemeenschappelijke keuken, groter dan mijn woonkamer. Een hal groot genoeg voor een kleuterklas. Een bijkeuken waar twee auto’s in zouden kunnen. Een ‘washok’ waar de was voor vier personen in opgehangen kan worden zonder dat het in de weg hangt en ook nog een kompleet keukenblok er in. Achterin nog een badkamer van heb ik jou daar. Op een kleine veertig meter van de voorgevel is de begane grond eindelijk op. Boven zijn de vier kamers. De kamer van Maarten, onder het schuine dak met een dakkapel, is redelijk groot. We zijn verkocht, we nemen deze kamer. De huurovereenkomst wordt getekend. ‘Slechts’ tweehonderd eurotjes, all in! Een trefje. De kamer wordt gemeten, op papier en in gedachten ingedeeld. Bed daar, bureau hier, en daar een paar planken aan de muur. Het gordijn wordt ook niet vergeten.

Na pakweg twee weken is alles wat nodig is verzameld. De boekenplanken door mij gezaagd en geverfd, een IKEA bureau bij de buren gekocht voor weinig. Ans, van Kees, heeft het gordijn gemaakt in ruil voor het vervangen van de CV ketel.
Van zijn moeder kreeg hij zomaar een bed! Moest een en ander aan gebeuren maar oké, ze gaf ook eens wat weg.
Zaterdags , als alles in de aanhanger ligt gaan we, Opa wil ook graag mee zijn kleinzoon helpen, rustig aan op weg via Antwerpen naar Maastricht.
Aangekomen ‘spring’ ik uit de auto en begin de touwen van de aanhanger los te maken om te kunnen lossen.
Maarten draalt wat, waarop Opa hem zegt: “Doe de deur maar vast open!”
“Dat… ehh…kan ik niet Opa, ik ben de sleutel vergeten…."

Het is goed gekomen. De eigenaresse die een huis verder woont was toevallig thuis en had nog een sleutel zodat alles toch naar boven kon worden gebracht en neergezet of opgehangen.

Koken doen de vier kamerhuurders apart, voor ’t gemak, denk ik... Verder kunnen ze het samen wel vinden begreep ik uit de ‘verhalen’. ‘Verhalen’ zeg ik, het meeste moet ik er uittrekken, de kluis van de Nederlandse bank is spraakzamer. Via de computer hebben we leuk contact. Rond of net voor etenstijd even chatten. Dat gaat dan ongeveer zo:
‘Hoe moet ik de hamburgers bakken?’
‘Hooi! Ook een goede middag’
‘hoi’, hoe moet het nou!’
‘klont boter in de koekenpan, even snel aanbraden aan twee kanten, vuur laag, na vijf minuten even kijken of hij niet meer rood is van binnen’
‘oh, meer niet?’
‘nee’
‘en de bloemkool?’
‘heb je een stoompan?’
‘???, wat is dat?’
‘oké, laat maar. Beetje water in de pan, bloemkool er in, deksel er op. Af en toe, na een kwartiertje, even prikken met n vork of ie al gaar is, zacht is.’
‘oké’
‘verder alles in orde? Leuke klas? Leraren?’
‘Ja. Ik ga weer want Justin komt zo, dag’.

Vrijdags komt hij naar huis met de vuile was. Dan haal ik hem van het station. Als hij mij dan ziet kan er toch wel een lachje af alsof hij blij is zijn oude vaar weer te zien. Het weekeind zie ik hem meestal niet veel, vrienden genoeg. Zo hoort het ook.
Zondags, na het eten en na enige te downloaden films op mijn puter klaargezet te hebben, wordt hij door mij naar het station gebracht om dan enthousiast weer terug te reizen naar zijn ‘eigen’ woning

Leuk, dacht ik, een zoon die nu voor zich zelf zorgt, ‘op zijn eigen’ woont. Dan heb ik een beetje rust.
Rust heb ik wel of wellicht ook niet, ik mis iets…

Toch eens vragen of hij zijn beddengoed ook eens meeneemt. Een keer in de maand wassen is toch niet te veel?

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.