In het zeekenhoes

1.

 De telefoon gaat driemaal over alvorens ik een man hoor vertellen wie en wat ik aan de lijn heb. Zoals wel vaker versta ik niet veel van het snel afgeraffelde gezegde, wel begrijp ik dat ik het Nivon-huis te Heerlen aan de lijn heb en ook meen ik de naam Jessica te verstaan.

Ik stel mij voor en geef te kennen dat ik graag wil reserveren voor tien dagen. Ik beantwoord wat vragen en geef mijn gegevens; de reservering is in geen tijd gemaakt. Na nog wat heen en weer gepraat over beddengoed en andere zaken en gewoonten in het huis, is het gesprek snel beëindigd en zeg ik gedag. Toch kan ik het niet laten nog een allerlaatste vraag te stellen: “Ik hoor een mannelijkestem, maar meende daarnet de naam Jessica te horen, heb ik dat goed verstaan?” De mannelijke stem lacht, “Ja hoor, ik heet Jessica, ik ben echt helemaal vrouw, u zult mij woensdag wel zien.”

 Zo, dat is geregeld, vader heeft onderdak terwijl ik in het ziekenhuis lig. Ik zal thuis op het WWW nog even naar de treinverbinding tussen Heerlen en Maastricht kijken, dan kunnen we morgen op tijd weg. Ik ga geopereerd, een hybride ablatie, worden aan een hartritmestoornis  en de enige plaats waar ze deze operatie uitvoeren is in het Maastrichts Academisch Ziekenhuis. Mijn grootste zorg is mijn vader; hij wil graag mee, maar om hem in een vreemde omgeving rond te laten rijden in zijn auto, vind ik een minder geslaagd idee gezien zijn leeftijd van bijna negenentachtig. Ook heb ik een paar maaltijden gemaakt die hij alleen maar hoeft op te warmen, zodat hij zich niet te erg verloren zal voelen in de grote gemeenschappelijke keuken.

 Woensdagmiddag moet ik om vijf uur in het AZM aanwezig zijn; we vertrekken met de auto van va om half tien ’s morgens; we hebben ruim de tijd. Va heeft koffie en brood mee dat wij ons onderweg goed laten smaken. Pa vertelt over de nieuwe voordeur die hij hebben wil. De offerte van de aannemer is wat hoog volgens hem en dus heeft hij besloten zelf een deur te gaan kopen en in te hangen. Moet lukken, zijn leven lang doet en maakt hij al van alles zelf. Hij besluit zijn verhaal met: “Ik koop een deur bij de deurenhoek, dan heb ik nog vijftien jaar garantie ook.”

De eerste kilometers is er nog wat gespreksstof, maar langzaamaan wordt het stil, ieder is verdiept in zijn eigen gedachten .

We rijden rustig, het is mooi weer en hebben geen haast; om half een komen we bij het huis aan. Ik parkeer de auto, pak wat bagage en loop met va het gebouw binnen. We komen in een grote hal met een schouw, een brede monumentale trap naar boven en rechts van de fraaie voordeur een balie. Ik verschiet licht als ik ‘Jessica’ zie verschijnen, maar hou mijn bakkes in de plooi. Ik ben een 1,86 hoog, maar deze dame is langer, zonder overdrijven zeker twee meter vijf en twintig op hakken. Handen zo groot dat een Limburgse mijnwerker er zeker jaloers op zou kunnen worden en een schoenmaat van heb ik jou daar. De oude vloer is van eikenhouten tegeltjes gemaakt, parket zeg maar. Mijn schoen, maat drieenveertig, is vier tegels lang, die van haar vijf en een half in het gauwigheid gezien. ‘Omgebouwd’ is mijn conclusie, maar dat maakt mij niet uit, ze is aardig en behulpzaam; al doende zijn wij snel op onze kamer geïnstalleerd.

 Half drie. We lopen op ons gemak naar het station dat anderhalve kilometer verder ligt en om half vier lopen we het ziekenhuis al binnen; het was een zeer vlotte treinreis.

 Eenmaal op de kamer gebeurt alles achter elkaar door; bloed prikken, hartfilmpje, formulieren, wegen, gesprekken met artsen en wie meer. Va vertrekt terug naar Heerlen, ik blijf met nog drie ‘gasten’ op de ruime kamer.

Morgenochtend om acht uur ben ik de eerste en zullen ‘ze’ mij komen halen om mij naar de O.K. te brengen.

Vanaf de tijd dat ik ben gaan slapen tot het wakker worden op de intensivecare weet ik niets, volgens mij ben ik slapend van de kamer afgevoerd.

Toen ik uit de narcose bijkwam lag ik vastgebonden op bed: Ik zou tijdens het bijkomen uit de narcose iemand een rake mep hebben verkocht en een ander bijna een stuk uit zijn arm hebben gebeten. Ik moet hier nog even achteraan, want daar schaam ik mij wel ‘n beetje voor als het waar is. De eerste dag op de intensive care verloopt ergens tussen wakker zijn en slapen, in de middag van dag drie kom ik op de medium-care te liggen. Hier ben ik klaar wakker, heb totaal geen slaap meer en ook amper pijn zodat de nacht vierentwintig uur lijkt te duren.

Van de hele operatie tot nu heb ik eigenlijk weinig mee gekregen; ik merk wel dat ik nog steeds een hartritmestoring heb. Dat was al gezegd: ‘Het zal niet gelijk helemaal weg zijn’,  dus daar krijg ik nog een cardioversie, een soort stroomstoot, voor. Het is nu eerst wachten op het volledig uitgewerkt zijn van de narcose, de eindconclusie van de artsen en het genezen van de wonden en blauwe plekken. Ik vermaak mij met een paar kleine gesprekken met mijn linker buur en het luisteren naar medepatiënten. Rechts ligt meneer de Bruin, een al wat oudere man die een beetje ‘de weg kwijt’ is en erg veel last heeft van slijm. De hele dag en nacht is het een gerochel van jewelste, maar het stoort mij niet in het minst. De vrouw recht tegenover mij is erg stil en haar huid zo wit dat ze bijna licht lijkt te geven. Twee dagen later verneem ik dat ze is overleden.

 Dag vier kom ik op een gezellige kamer te liggen waar al drie heren liggen die ook aan hun hart zijn geopereerd. De gesprekken gaan in het begin vooral over de operaties en de resultaten daarvan. Meneer Broere zit een beetje in de put, hij heeft acht uur ‘open’ gelegen en heeft nu, als extra, last van Atrium fibrilleren. Onnavolgbaar en hartverwarmend om te horen hoe de steeds opgewekte meneer Hoek, die zelf even dood bleef op de operatietafel,  hem probeert op te peppen en simpelweg met een stem vol warmte besluit met: “kop op man, laat je niet kisten, ze weten hier hoe ze het allemaal kloppend moeten houden”, en dat op een dusdanige toon dat hij een traantje tevoorschijn tovert in mijn ogen.

 

2.

 's Avonds, in een stille kamer speelt er van alles door mijn hoofd.

Ik bedenk dat ik thuis, voor mijn vertrek, vergeten ben om twee verse worsten en een karbonade uit de koelkast te halen. Druk maak ik mij er niet om, ze lopen later vanzelf wel weg.

Jammer dat er zo veel nieuwe en ook oude leden op mijn favoriete site zijn die niet de moeite nemen hun profiel in te vullen om zich voor te stellen; alleen hun verhalen plaatsen zonder zelf verhalen van anderen te lezen. Het zijn vooral vrouwen die reageren en ook dat het vrouwen zijn die de taal het best beheersen; ik ben maar een ‘kleintje’ wat de Nederlandse taal betreft, de D, T en DT krijg ik er maar niet in. Hoe zou het met vader zijn? Half drie in de nacht; de laatste auto rijd van het parkeerdak af. Wat duurt de nacht lang, ziekenhuisnachten duren vierentwintig uur lijkt het mij toe. Ik hoop dat mijn zoon morgen slaagt met afrijden voor zijn rijbewijs.

 Buiten is het gaan regenen; ik voel mij wat eenzaam en verlang ineens naar huis, mijn eigen bed. Nogmaals bezie ik de vele kaarten en sms’jes die ik gekregen heb van Web Tales leden, vrienden en familie. Het doet mij, vooral deze lange nacht, werkelijk goed en steekt mij een hart onder de riem.  Dat er zo onverwacht veel mensen zijn die aan mij denken, beloven te zullen bidden of een kaarsje te branden doet mij stil zijn, mij nietig en alleen voelen op deze schemerige kamer. Zelf heb ik geen geloof, maar ik geloof wel in de kracht van mensen die elkaar bijstaan, helpen. Helpen door te doen wat ze denken dat goed is; het is gewoon geweldig en overweldigend om bij mij zelf te merken dat al die aandacht ook resultaat heeft. Ik verwijt mij zelf dat ik dat zelf te weinig doe; ik voel mij gelukkig en triest tegelijk. Ik met m’n grote bek, ik kan wel janken.

Mijn gedachten schieten onsamenhangend alle kanten op en kan ik de slaap niet vatten, hoewel ik af en toe bemerk dat de klok plotseling tien minuten verder is dan ik dacht. Het geluid van een hondje, een puppy, doet mij speurend in het rond kijken hoewel ik zeker weet dat er hier geen dieren zijn. Het blijkt buurman Broere te zijn die gezellig ligt te ronken. Rechts, naast mij snurkt Albert; hij klinkt alsof er op straat tegen een leeg blikje geschopt wordt; beiden heren zullen morgen vertellen: “ik heb geen oog dicht gedaan.”

 Gezellig.

 Dag vijf krijg ik een cardioversie om mijn hart weer tip top op ritme te krijgen, maar eerst ‘even’ een echoscopie van mijn hart laten maken. Dat gebeurt door een soort vrij dikke ‘slang’ met een verdikking aan het eind via mijn mond in mijn slokdarm tot hart-hoogte te brengen. Ik kan mee kijken op een scherm; reuze interessant. Een cardioloog en een leerlinge doen de echo; verpleger Willem kijkt ook geïnteresseerd mee. De cardioloog vraagt mij of ik het volhoud als hij zijn pupil wat meer uitleg geeft en het dus wat meer tijd in beslag neemt, of ik goed lig en nergens last van heb. Hij is zeker ook tandarts geweest schiet er door mij heen, die kletsen en vragen ook als je daar met je mond open ligt. Ik steek mijn duim maar omhoog om te vertellen dat het mij prima afgaat. Er wordt duidelijk en simpel uitgelegd wat er te zien is en  dat ‘hier’ mijn hartoortje zat dat nu verwijderd is en dat er op die plaats geen bloedstolseltjes te zien zijn, dik voor elkaar dus.

 Na de cardioversie voel ik wat meer pijn in mijn borst maar voel mij gelijkertijd bijna als herboren en bezie de afdeling met frisse blik. Een beetje uitdagend huppel ik om verpleger Willem heen en probeer hem te verleiden tot een rondje boksen; wat een leuke meisjes zijn ‘onze’ verpleegsters. Buiten regent het; het is een mooie dag.

 Ter observatie moet ik nog drie dagen blijven, worden de hechtingen weggehaald en mag ik gaan ‘wandelen’. De dame met de koffie en etenswaren kar vind ik onmisbaar en belangrijk dus prijs ik haar regelrecht de hemel in, vul ik zelfs een groene kaart in met het voorstel haar een fikse opslag te geven. Als antwoord op een vraag van mij antwoord ze: “Toes, toes kentste mich kome opzeuke”, maar nog voor ik deze woorden uit het Limburgs vertaald heb is ze alweer lachend vertrokken.  

Als laatste krijg ik nog instructies over wat mag, wat niet mag en een paar recepten voor de nodige medicatie die geslikt moet gaan worden na mijn ontslag uit het ‘zeekenhoes’ zo ze dat hier in Limburg noemen.

 Eindelijk zit ik dan in de auto naast va op weg naar huis. Va heeft voor brood en koffie gezorgd; het grootste deel van de reis zwijgen we, ieder verdiept in zijn eigen gedachten.

Thuis steek ik eerst de houtkachel aan, ik vertik het als echte houtstoker de C.V. aan te zetten. Het is inmiddels vier uur, ik begin aan eten te denken.

 Met een vork in de aanslag in mijn linkerhand kniel ik bij de koelkast neer en met mijn rechterhand open ik heel voorzichtig de koelkastdeur; dat wat er als eerste uit komt lopen is de klos…