Rot joch
Harm en Marjan moesten vandaag even naar de notaris om het koopcontract van hun nieuwe huis te tekenen. Of ik thuis even op Ids wilde passen. Ids is een aardig jochie, maar toch, ik had er niet echt zin in, vandaag is al zo een dag dat niets gaat zo het moet, maar ja, je moet elkaar helpen, nietwaar?
Ids heeft voor zijn jaardag een ‘nieuwe’ tweedehands fiets gekregen en wilde, terwijl hij weet dat ik een hekel heb aan fietsen, met mij een eindje gaan trappen om bij de koeien te kijken. Mijn excuus dat ik geen fiets bij mij had ging niet op, volgens Ids mocht ik best de fiets van papa even gebruiken.
Ik was al blij dat het niet regende, de straffe bries was al erg genoeg vond ik. De wind hadden we mee. Dat betekende dat we op de terugweg wind tegen zouden hebben.
Fanatiek als een wielrenner trapt het ventje tegen de dijk op om er dan op de dijk vandoor te speren alsof de duvel hem op de hielen zit. Na een kilometer of vijf gaat het zachtjes regenen en regen is iets wat Ids niet leuk vind. Hij stopt, stapt af en verteld mij dat het regent en hij weer naar huis wil en dat hij ook niet meer wil fietsen want: hij is moe. Ik leg uit dat we vijf kilometer ver zijn geraakt en dat we die zelfde afstand ook weer terug moeten trappen om thuis te komen. Nog even praat ik door om het joch op zijn fiets te krijgen, maar nee, hij verdomd het. Armpjes over elkaar, een pruillip en boos naar de grond kijken is alles wat ik voor elkaar krijg.
Inwendig mopperend op het kereltje zoek ik naar iets om zijn fietsje achterop mijn fiets te kunnen binden. Een paar jonge wilgentakken bieden uitkomst, hoewel ik de nodige moeite heb moeten doen om ze van de boom te scheiden. Altijd heb ik een mes op zak, nu niet. Verdomme, wat een pokke dag.
Eindelijk heb ik de fiets op het bagagerek gebonden. Het ventje hijs ik op de stang om er dan onwennig slingerend en intussen zeiknat geregend, richting huis te fietsen.
Na ongeveer een kilometer is het weer droog en begint Ids mij tot stoppen te manen want hij is niet moe meer en hij wil zelf weer fietsen. Eerst weiger ik met een smoes: “papa en mama zullen ongerust worden als we lang weg blijven.” Het ventje wordt wat driftig als zijn aandingen geen succes heeft en zet een keel op.
Toegeven moet ik niet doen weet ik, maar fietsen met een levende sirene voor je is ook niet jedat. Stoppen, fiets losmaken en verder trappen.
Naar huis is rechtdoor langs de dijk en niet rechtsaf over het industrieterrein waar altijd veel verkeer is. De kop van Ids staat vandaag verhipte dwars en ondanks mijn ‘Nee’ speert hij toch rechtsaf het industrieterrein met het drukke verkeer op. Ik denk wat lelijks en heb voor het eerst es zin om het om het ‘leuke’ ventje te wurgen, nou ja, achter het behang te plakken.
Eindelijk, nadat hij zonder uitkijken een drukke kruising over heeft gestoken, krijg ik hem te pakken. Een uitbrander van heb ik jou daar en een draai om zijn oren doet hem huilen maar hij luistert nu wel. Slaan is niet mijn gewoonte, maar ik wil tenslotte toch dolgraag met een heel en levend kind bij de ouders thuis komen.
Harm en Marian zijn al thuis als wij aan komen. Op de vraag van zijn moeder vertelt Ids iets overdreven enthousiast wat we gedaan hebben en waar we geweest zijn. Achter hem maak ik met mijn handen een gebaar alsof ik iets wring.
Tot slot vertelt hij met een lief stemmetje en een scheve blik naar mij dat ‘het heel leuk was’,….”ja, hé Maa’ten?”
Rot joch.