Een droge doek.
Het regent, vandaag maar wat binnenshuis werken. De was is gedaan, de badkamer gesopt en nu is de strijk aan de beurt. Het eerste kledingstuk ligt net op de plank als er aan de voordeur gebeld wordt. Twee kinderen, joke en Johan, uit de straat hier achter staan in de regen voor de deur: Of ik nog klusjes heb. Ze zijn al vaker geweest voor klusjes: Auto wassen, bladeren harken of een klein boodschapje doen. Duur zijn ze niet en ik vind het initiatief wel leuk; aanmoedigen die twee.
Vandaag heb ik niets, op het schoon maken van het toilet na, maar dat zien ze niet zo zitten. “De auto wassen?”, vraagt Joke, “die ziet er vuil uit.”
“Het regent, dan wordt je helemaal nat.” Twee magere schoudertjes worden onverschillig opgetrokken, “Nou, daar kunnen wij wel tegen hoor en het regent niet echt hard!”
“Vooruit dan maar, wat hebben jullie nodig?” Johan steekt een vinger omhoog: “De slang, een borstel en een spons met wat zeep.”
“En een doek en was, dat doet mijn vader ook altijd”, vult Joke aan.
“In de was zetten lijkt mij wat overdreven met die regen, doe dat dus maar niet, alleen wassen is genoeg”, beslis ik. Al het gevraagde wordt door mij bij elkaar gezocht en het stel gaat vrolijk aan de gang met haar dat door de regen in slierten over twee witte gezichtjes geplakt zit.
Na een twintig minuten komt het stel achterom gelopen en staat doornat in de keuken te druipen.
“Heeft u een zachte doek?” De vraag verbaasd mij, mijn wedervraag is dan ook: “Een zachte doek, waar heb je die voor nodig?” Met een zeer serieus gezicht antwoord Joke: “Nou, mijn vader doet altijd na het wassen de auto met een zachte doek drogen.”