Korte verhalen
“s Morgens acht uur met een paar werkbonnen stappen we de werkplaats uit naar buiten.
“Waar gaan we naartoe?” Vraagt mijn hulpje Paul.
“Eerst naar de zonnedauw, waar we maandag ook even waren, en dan naar de oudendijk in Rotterdam”
“Zonnedauw? Waar is dat dan?” Vraagt het lampje Paul. Het is beslist geen licht, ons Paultje, wel aardig.
“Waar we die regenpijp hebben gerepareerd, je moest nog onder de vloer waar ook jij staan kon” Help ik hem herinneren.
“Ohh! De zonnedauw, waar we maandag ook waren bij dat oude vrouwtje met die kapotte regenpijp”
Zucht..., "Ja daar.”
Moe kun je van hem worden. “Kom, in de auto, kun je rijden trouwens?”
Ik ben dat gecros door de stad een beetje zat na al die jaren dus geef het stuur graag over.
“Ja hoor” is zijn antwoord vol hoop op een eindje te mogen rijden. Ik geef hem de autosleutel en stap in, Paultje ook, aan de chauffeurs kant. Een beetje stuntelig wordt er gestart en achteruit gereden, een tikkie te hard door de poort waar juist op dat moment een levensgrote vrachtwagen voorbij rijd. Met prikkende haarwortels zit ik bijna tegen de voorruit geplakt. De rem weet hij te vinden, gelukkig!
Het is altijd even wennen aan een auto, alles is het zelfde maar toch voelt het wat vreemd aan, geeft niets. Komt best goed.
De reis verloopt verder goed tot we de brug over rijden. “Eerste afslag nemen hoor”zeg ik nog.
Maar nee, meneer moet eerst nog een vrachtwagen voorbij waardoor hij de afslag mist. Nou ja, bij de rotonde terug draaien en dan weer de eerste afslag. Dan gelijk, bij de stoplichten, rechts af.
“Voor een roodlicht moet je stoppen hoor”zeg ik wanneer hij vlamhard door rood rijd. “Ik schrijf even op dat jij vandaag gereden hebt, de bekeuring is voor jou”
Even later wordt na gestopt te hebben voor rood licht achter een politie auto, de zonnedauw nog even voorbij gereden, een fietser bijna van de sokken en op een haar na een voetganger die netjes op de zebra overstak gemist door hard te remmen, .
“Waar heb jij je rijbewijs vandaan” Vraag ik stijf in mijn stoel zittend.
“Rijbewijs?, ik heb rijles, geen rijbewijs!“
En aan de zaak zei je dat je er een had!” Roep ik uit.
“Nee, je vroeg of ik kon rijden en dat kan ik wel. Je vroeg niet of ik een rijbewijs heb”
“Zucht”
De aantekening heb ik laten staan voor het geval dat ’ik’ een bekeuring krijg .