Een ó zó gezellig weekeind

 

Deze week is er met mijn maatje wat aan de hand, iets zit hem dwars.
Paul is een beetje stil een beetje 'afwezig', er is iets. Hij doet normaal, althans, zo als hij altijd doet, maar zijn gedachten dwalen regelmatig af. Dan kijkt hij wat voor zich uit, speelt met zijn telefoon en wentelt het ene tabakje na het andere.
Op mijn vraag of er iets gebeurt is of ruzie met Fiona, trekt er een vage glimlach over zijn gezicht en droomt wat weg. Dat wegdromen doet hij bijna altijd als hij het over zijn vlam heeft.
Dat zit dus wel goed.
's Vrijdags is het nog iets erger, hij vergeet, werkt wat slordig, is de gaskraan kwijt die op de aanrecht lag. Die kraan zat al op de juiste plaats gemonteerd, door hem zelf, en vergeten dat hij dat al gedaan had.
Loopt twee keer weg om dan terug te komen om dan met een "Ohja!" weer te vertrekken.

Bij de middagboterham begint hij zelf te vertellen.

"Zaterdag morgen gaan de ouders van Fiona naar Drenthe, naar een zus van haar moeder.
Of Fiona en ik ook kwamen. Fiona wil wel maar ik heb er helemaal geen zin in, dat mens zit maar aan je te wriemelen stofjes op je jas die er niet zijn wegvegen, kraagjes goed doen en ó'zó gezellig in een cirkel buiten in de tuin om de tafel ‘gezellig’ met koffie en gebak ‘bijkletsen’, en ó zó ‘gezellig’ dat ik ook ben gekomen want Fiona en ik zijn zó'n leuk stel.
Dat mens ratelt over van alles en nog wat, over wat geen mens interesseert. Ze is de enigste die aan het woord is, de hele dag, je komt er niet tussen”.
Dan moeten wij, mijn schoonpa en ik, natuurlijk weer mee met ome naar de jeu de boules club, balletje gooien. Dan zijn we buiten, dat is gezond, dat is goed voor ons want in de grote stad is het ó zó’n ongezonde lucht”.

“Stom spel”.

“Ze heeft op de bovenverdieping twee piepkleine kamertjes voor logés, Fiona en ik dus. Daar tocht je gewoon je bed uit want het raam staat altijd open om dat dat zo gezond is. 'Niks gezonder dan de Drentse lucht' zegt ze.

“Boeie!, zeikwijf”.

Ik kan mij er wat van zijn tegenzin voorstellen, verplichte nummertjes terwijl je als jongeman veel liever gaat voetballen, belletje trekken, lol maken, bier drinken met je vrienden of achter de meiden aan.
Opstaand om het werk af te maken wens ik hem met een brede grijns alvast een gezond en ‘gezellig’ weekeind toe.
Een zure grijns is mijn deel.

Maandag morgen is Paultje weer zo ‘afwezig’, maar dan anders. Meer dromerig zal ik maar zeggen. En hij vergeet te roken, heeft zijn telefoon vast of dat ding ieder moment kan ontploffen.
Omdat hij zelf altijd zo lekker babbelt vraag ik hem maar hoe het weekeind verlopen is. Ik wil natuurlijk van  water en  leiding weten hoe het bij ‘tante’ was.

“Hoe was het bij ‘tante’?” vraag ik. Hij kijkt mij dromerig aan en tot mijn verbazing trekt er een soort van glimlach over zijn gezicht en met iets van leedvermaak in zijn ogen kijkt hij mij een beetje schuin aan. “Tante is gevallen. Ze moest en zou mee naar de jeu de boules club. Daar loopt ze altijd maar heen en weer om van alles te regelen om dan vooral juist niks te regelen. Ook afgelopen weekeind bij de jeu de boules club. In het clubhuis liet iemand wat vallen, zij, luid kakelend, als n speer d’r heen. Gaat ze op een bal staan, valt natuurlijk, en breekt haar enkel. Het ‘gezellige feest’ was gelijk afgelopen. Eerst naar het ziekenhuis in Assen waar ze aan iedereen moest vertellen hoe het kwam en hoe zeer het doet en hoe het nu thuis moet want wie zorgt er nu voor Pa, de boodschappen en de rest.
Pa en Ma Huijer, Fiona d’r ouders, bleven daar de rest van het weekeind, Fiona en ik zijn zaterdagavond met de trein naar huis gegaan”.

Paul droomt weer wat weg dus vraag ik: “En toen?”
Hij bloost wat, haalt zijn schouders op en zegt: “Toen?, niks”
Ik voel wat komen, ik heb al ’n idee wat, “Heb je dan niet gegeten, je was laat thuis denk ik”
Hij bloost weer, iets roder nu. “We hebben samen nog wat te eten gemaakt en afgewassen”.

Stilte. Zijn gedachten zijn elders.

“En toen?” vraag ik ongeduldig, met een vermoeden wat er komen gaat.
“Nou, toen ben ik zondag naar huis gegaan”.
“Oh, dus de hele nacht wakker gebleven, lekker zitten kaarten, hartenjagen of zo”, zeg ik hem aankijkend.
“Nee, ik ben blijven slapen” antwoord hij met een hoofd als een bakboord boei.
‘Ah’, dacht ik toen met een binnenpretje, vandaar dat schuchtere vertellen en dat verlegen rode hoofd.
Verder vraag ik niet, meer hoef ik niet te vragen, zachtjes zeg ik nog:
“ó zó gezellig en gezond, toch?, zo’n eerste keer een weekeind samen”.

 

Reactie plaatsen

Reacties

Cornelia
14 jaar geleden

ja..... buiten het neerzetten van onsypathieke vrouwen(heb je nog andere ervaringen met vrouwen?)waarbij het grappig lijkt als ze uitgeschakeld worden.leuk verhaaltje over het onschuldige jongetje.