Een bril staat zo stom

 

"Theo is vandaag ziek thuis, ga jij met Paul naar vatenfabriek van Lent Maarten? Paul is er met Theo al geweest, hij kent de weg.”
Paul haalt een briefje uit zijn zak en laat het mij zien.
“Dit hebben we nog nodig, de watermeter is gisteren besteld en ligt klaar bij de groothandel. Hoop ik.”
We laden een en ander in de auto, gaan nog even tanken om dan via de groothandel naar fa. van Lent in de Europoort te gaan.
Onderweg belanden we eerst even gezellig in de file, tijd voor koffie uit de kan met een boterham. Van de nood een deugd maken heet dat.

We rijden rustig verder en zeggen beiden bijna niets, ieder heeft genoeg aan zijn eigen gedachten.

Ik heb geen werkorder met een adres, die ligt nog bij Theo in de auto, ik wacht dus rustig af tot Paul zal zeggen: “Hier moeten we er af”.

“Waar moeten we er af Paul?” vraag ik omdat het wel erg lang duurt en wij bijna de zee inrijden.
“Eh, nou… hier, geloof ik”.
“Geloof ik?” is mijn reactie, "Je bent er met Theo al driemaal geweest, dan weet je toch wel waar we moeten zijn?”.
“Ja hoor es, Theo reed, ik niet!”
Ik zucht maar eens. “Je leest toch wel borden", zeg ik naar boven wijzend waar een blauw ANWB bord boven de weg hangt.

"En je herkent toch wel een gebouw of wat ook waar Theo welke afslag nam?”
“Wat staat er op dan? ik zie een witte vlek meer niet, of er wat staat kan ik niet zien hoor, te ver weg en gebouwen… nee, bomen wel”.

Het was mij een tijdje terug al eens opgevallen dat hij in een grote opslagloods de diameter van de aan het plafond hangende regenafvoer  met moeite in kon schatten. Hij zag waarschijnlijk heel de pijp niet, gokte wat het meest logisch was en had het bij de tweede keer goed. Zo waren er nog een paar van die dingen die niet direct opvallen maar toch....
Toen viel het mij dus niet zo op dat Paul niet goed veraf kon zien, maar nu dacht ik toch: Dit is niet goed.

Fa. van Lent hebben we gevonden dankzij mijn stratenboekje, aan mijn Paul Paul heb ik niets. We hebben daar nog dezelfde ochtend de klus geklaard zodat we om een uur of een aan het Calland kanaal bootjes zaten te kijken met de middagboterham.

“Kijk” zeg ik in de verte naar een binnenschip wijzend, “Daar komt de Forel”
“Dat kun jij niet lezen, zover kun jij niet kijken!” geeft Paul terug.

Ik kon de scheepsnaam toch echt goed lezen, mijn zicht veraf is prima.
Ik kon het niet laten hem wat te plagen toen het schip ons voorbij voer. “De schipper heet Willemstein, kijk maar op dat kleine bordje op de stuurhut.”
Er wordt met geknepen ogen getuurd en uiteindelijk wordt ik met ongeloof aangekeken maar krijg geen commentaar.
Nu moet ik eerlijk vertellen dat het betreffende schip met de betreffende schipper vaak bij kennissen van mij komt bunkeren en ook een geiser aan boord heeft die wel eens hapert en dus moet er een loodgieter komen… Vandaar.
Er passeren nog een paar schepen, waarvan de naam toch echt goed te lezen valt, doch met hetzelfde resultaat: Hij ziet het niet.
“Ga eens naar de optiker en laat je ogen testen joh, dan kun je Fiona ook eens goed zien.”
 

Uiteindelijk heb ik hem kunnen overtuigen zich een bril te laten aanmeten.
Er is een wereld voor hem opengegaan, hij noemt nu alles op wat hij op afstand ziet, leest hardop voor wat er op reclameborden staat. Ik word er soms een beetje moe van.

Het zijn trouwens uiteindelijk lenzen geworden, geen bril, want: 'Een bril staat zo stom’.

 

Reactie plaatsen

Reacties

cornelia
14 jaar geleden

Goed en duidelijk geschreven Maarten leuk en makkelijk te lezen.