zitten en roken
Vrijdagmiddag zijn mijn collega Paul en ik naar een lekkage gestuurd, onderin een flat waar de bergingen zijn.
Het water staat binnen enkelhoog met helder water, zonder geur. Er is duidelijk iets mis.
De watermeter staat stil dus is het geen drinkwaterleiding die lekt. We zijn het samen eens dat het dan maar een ding kan zijn en dat is dat de regenpijp in de grond stuk is. Dan stroomt het regenwater onder de fundering door naar binnen.
Paul, vandaag in een ijverige bui, pakt de schop en begint op de plaats van de regenpijp en waar het riool uit de gevel zou moeten komen een put te graven. Het is kleigrond, maar omdat het veel geregend heeft de laatste tijd is de klei niet heel erg hard, wel plakkerig. Een kuil van twee meter lang en ongeveer een meter vijfentwintig diep moet het worden. Het zweet gutst van zijn voorhoofd, maar gestaag graaft hij door tot hij bij het riool is.
“Ik zie niet waar het kapot is, kijk jij ook eens.”
Ik geef Paul een hand en trek hem uit de put om er dan zelf in te springen. Paul gaat moe op het stoepje zitten en steekt een sigaret op. Met weinig inspanning steek ik de schop nog tweemaal in de grond en zie dat de regenpijp los is. Werk van niets, zo klaar, is mijn oordeel.
Op dat moment komt de wijkopzichter aangelopen. Hij kijkt even in de kuil, beziet de kapotte regenpijp en vraagt mij dan of ik even mee kan lopen naar de andere flat waar volgens zeggen ook iets loos zou zijn.
“Dan kan Paul ondertussen de regenpijp wel even maken en de kuil dicht gooien, dan doet hij ook eens wat in plaats van te zitten en te roken.”