Spraakverwarring

Het is druk in huize Huiyer, de opa en oma van kleine Ids. De vloerbedekking moet uit de kamer om plaats te maken voor nieuw. De woonkamer moet dus leeg, kasten, stoelen en wat meer moet tijdelijk ergens in huis neergezet worden. Op de overloop, in het achterkamertje, tot in de keuken toe staan spullen.
Neef Simon is er,  Ids samen met zijn vader Harm zijn er ook. Ids helpt ijverig mee door de kleine dingetjes naar zijn oma te brengen die de spulletjes op haar beurt weer op een veilig, tijdelijk plekje neer zet.

Tijdens een koffiepauze, terwijl we allemaal op de grond of vensterbank zitten, loopt Ids een beetje doelloos heen en weer te dralen. Neef Simon, vrijgezel en geen kinderen gewend, zegt tegen Ids: “Wat ben je druk jochie, kom even zitten”.
“Ik d’uk, ik moet een hoop”, antwoordt de kleine man.
“We moeten allemaal een hoop doen”, zegt Simon, “maar eerst even koffie drinken hoor.”
“Oh”, zegt Ids met een klein benauwd stemmetje, “mag ik dan ee’st?”