Commentaar, dat zet je aan het denken.
…
“Staat hij weer even ongegeneerd aan zijn kont te krabben.”
Ik ben mijn stoepje sneeuwvrij aan het vegen. Juist op het moment dat ik even op de bezem leun komen mijn collega Paultje met zijn vriendin Fiona aanwandelen.
“We zijn een eindje gaan wandelen want Ids wilde graag bootjes kijken. Onderweg moest hij ineens plassen dus dachten wij: laten we even bij Maarten langs gaan, dan vragen we of hij even naar het toilet mag en wellicht krijgen we ook wat te drinken.”
Ids is het neefje van Fiona, een leuk jochie van vier jaar. We hebben al eens kennis gemaakt, verlegen is hij nu niet meer.
Ids steekt zijn arm op en zegt , net als ik altijd tegen hem doe: ‘Hoi’, om dan gewoon door te lopen naar het toilet. Vragen komt niet bij hem op, hij weet waar het toilet is. We lopen maar gelijk met hem mee want de deur is dicht met dit koude weer en met de dranger erop krijgt hij hem niet open. Fiona helpt het ventje met zijn jas en broek maar meer mag niet van Ids, hij vind zich al groot genoeg om het alleen te doen.
Paul wil graag de houtkachel aansteken maar moet dan wel even naar het hok lopen om het houtkistje te vullen.
Terwijl ik voor de thee en een beker limonade zorg is Paul zoet bij de kachel en Fiona loopt in het rondkijkend door de kamer.
“Je kunt wel zien dat er hier een man alleen woont”, zegt ze met een plagend ondertoontje. Een beetje verbaasd kijk ik de kamer in om te zien wat ze bedoelt.
“Niet doen!”, roep ik nog, maar helaas; ik ben al te laat.
“Kijk eens wat een stof”, zegt ze een wijsvinger omhoog houdend, “er staat een een veeg op je DVD speler.”
“Als jij overal afblijft kan er ook geen veeg komen”, kraam ik er gemaakt boos uit.
Ids is klaar en staat in de keuken aan zijn broek te sjorren. Ik help hem even. Vanuit de kamer wordt er door Fiona, die nu voor het raam staat, geroepen: “Kijk nou toch eens!”
Verbaasd loop ik naar het raam en kijk ook naar buiten. Ik zie niets bijzonders, gewoon de schapen aan de overkant op de dijk, de kalkoen en de kippen, een vogel in de boom, mijn auto onder de sneeuw. Vragend kijk ik Fiona aan.
“Zie je nou niets?” Ik schud van nee.
“kijk nou nog eens goed.”
Ik kijk goed maar er valt mij niets op dan alleen een oud spinnenweb met een klein boomblaadje er in dat voor het raam hangt.
“Ik zie niets bijzonders hoor”, verklaar ik haar.
“Die ramen!, die ramen zijn nog nooit schoongemaakt.”
“Die maak ik altijd op tijd schoon; als ik de auto was doe ik gelijk de ramen”, is mijn verontwaardigd commentaar.
“En wanneer was je de auto dan?”
“Elk jaar in augustus; voordat hij voor de keuring moet. Kom nou maar zitten en kom nergens aan; de thee is klaar.” Ik zucht maar eens, vrouwen!
We laten ons de thee met koek smaken en kletsen wat over van alles.
Ids heeft een boek gevonden: 'Pluk van de Petteflet', heet het. Hij komt naar mij toe, klimt op mijn schoot en slaat het boek open. Hij wijst met zijn vingertje een bladzijde aan.
“Die”, zegt hij en leunt in een gemakkelijke houding tegen mij aan. ‘Naar Egwijk aan zee’ heet het hoofdstuk. Het hoofdstuk gaat over een auto die het niet meer doet en een lang paard met een Majoor. Op mijn gemak lees ik het hoofdstuk voor.
Het verhaaltje is uit en Ids wat stil, alsof hij ergens over piekert. Na het tweede kopje thee en een klein spelletje gaan Ids, Fiona en Paul weer verder; naar de rivier om bootjes te kijken.
We zeggen gedag alleen Ids zegt deze keer niets. Vreemd. Altijd zwaait hij tot zijn armpje er bijna afvalt en een ‘dank je wel voor…’ ontbreekt ook nooit.
Het stel loopt weg en ik pak mijn bezem weer.
“Maa'ten!” Het is Ids die weer hard terug komt hollen. Met een ernstige blik en een klein stemmetje zegt hij:
“Maa'ten, hoe wist de Majoo' nou dat ik in mijn neus zat te peute'en?”
…
Reactie plaatsen
Reacties