Hij had al een lang leven achter de rug, een leven  waarin hij, als architect en ontwerper van  al het leven op vele werelden, veel gedaan had. In tegenstelling tot wat men altijd denkt leeft Hij, net als ieder ander, niet eeuwig.

Hij voelt zich oud, oud en moe, maar voordat hij zijn gezag en werk zal overdragen wil hij eerst nog weten wat er van al zijn werk geworden is.

Altijd heeft hij zich ingespannen om overal iedereen  in vrede te laten leven, iets wat in principe ook altijd lukte. Hij noemde ze altijd en overal gewoon ‘Mensen’ al waren er vele soorten en maten van deze wezens aanwezig op de vele werelden die niet altijd even goed van bedoeling waren zoals hij. Om die reden was hij in een ver verleden begonnen om na het samenstellen van de mens uit het stof der wereldgrond, de mens een eigen ik, een ziel, te geven.  Ook met het inblazen van een 'geest’, een goede geest, zo als hij zelf ook altijd wilde zijn.  Een onsterfelijke geest ook, zodat na het vergaan van het geschapen lichaam aan het einde van de levenscyclus, de geest met alle ervaringen opgedaan in het leven, weer opnieuw in een ander stoffelijk lichaam de opgedane ervaringen door te kunnen  geven aan volgende generaties, en zo zijn creaties te perfectioneren.

Hij had zijn zes meest betrouwbare helpers bij zich geroepen. Helpers die al vaak hadden geholpen om alles in goede banen te leiden en die zodoende ook wisten waar al de planeten met de door Hem  geschapen  levensvormen zich bevonden. Hij had het nieuwste ruimteschip laten uitrusten met zogenaamde ‘Begroetings pakketten’, die uitgedeeld zouden moeten worden op de te verkennen werelden als teken van hun goede bedoelingen. Het ruimteschip was ook met de meest moderne verdedigings middelen en, helaas, ook de meest moderne wapens uitgerust. Dit was noodzaak vond hij omdat er levensvormen waren die zijn goede intenties niet begrepen hadden, slechts aan eigen gewin dachten en om hun zin door trachtten te drijven ten koste van alles. Volk dat ook zeer gevaarlijke wapens had ontwikkeld waar zelfs hij, als Schepper, maar met moeite tegenop kon.
De zes verkenners zouden naar schatting één jaar onderweg zijn om alle werelden te bezoeken en onderzoeken met de dringende oproep zich nooit met de plaatselijke gewoonten en gedrag te bemoeien.  Er werd vanuit gegaan dat men op de buiten werelden wel voedsel zou krijgen. Uit voorzorg  kregen ze toch ook voedsel mee voor twee jaar. Gewoon uit voorzorg, maar ook om eventueel gasten te kunnen ontvangen die ze dan een maaltijd konden aanbieden.

De hele bevolking was in de wereld  van Hij nogal betrokken bij al het werk van Hij, ze waren er van overtuigd dat de verkenners met mooie verhalen veilig terug zouden keren van hun reis. Iedereen was uitgelopen om de reizigers uit te zwaaien en hen een voorspoedige reis toe te wensen. Niemand vertrok voordat het ruimteschip helemaal uit het zicht de ruimte in was verdwenen.

De reis verliep niet zoals gedacht.

De eerste wereld waar ze aankwamen zag er vredig uit en er stonden ‘mensen’ te zwaaien toen ze het schip gewaar werden. Mede daardoor waren de verkenners iets te onvoorzichtig, ze dachten niet gelijk aan gevaar want dat waren ze op hun eigen wereld helemaal niet gewent. Als men elkaar daar tegen kwam zwaaide men naar elkaar als teken van vrede vriendschap.
Ze waren maar net uitgestapt toen het volk om hen heen kwam staan en tegelijkertijd een, voor de verkenners onbekend, tuig tevoorschijn te halen waarmee de verkenners op niet mis te verstane manier werd verteld dat ze niet welkom waren door de smalle holle uiteinden op de ruimtevaarders te richten. Gelukkig deed de nieuwe verbeterde ‘Afstand Houder’ van het schip zijn werk zo als het bedoeld was. Het apparaat kon het eigen volk onderscheiden van vreemd volk en ook kon het wapens herkennen. Het ding was geprogrammeerd om op geestelijke agressie en dodelijke ploffers te reageren door automatisch een onzichtbaar elektromagnetisch ‘veiligheidsscherm’ om de eigen mensen  heen te werpen waar niets doorheen  kon dringen. Nadat de Afstand Houder de eerste ploffen had afgestoten, haastten de verkenners zich weer aan boord.  Voor ze er zeer teleurgesteld en in rap tempo weer vandoor vlogen, werden er een paar begroetings pakketten uit het ruimteschip geworpen, om toch een boodschap achter te laten van hun goede doelingen.

Op andere werelden verging het ze niet veel anders. Telkens weer was er agressie en vijandigheid. Te vaak naar hun zin moesten de ruimtereizigers hun Weglasers en Opmieters gebruiken om zich te verdedigen. Zelfs moesten ze op de planeet van de reptielachtige Stingers hun geavanceerde en dodelijke laser-gestuurde Bonkenvalgruizer gebruiken.
Zwaar teleurgesteld kwamen ze bij de laatste planeet aan. Volgens Hij was dit zijn  mooiste creatie geweest. De ruimte zee was, toen hij hem vond, een wereldzee van diep water. Hier kreeg hij een soort van visioen, een visioen van een perfecte wereld.
De verkenners kenden het verhaal uitentreuren, vaak had Hij trots verteld over het scheppen en ontstaan van deze bijzondere wereld diep onder water.

Hij was enthousiast begonnen op een zorgvuldig gekozen plaats met het scheiden van het water van het onderliggende land. Tussen water en land maakte hij een koepel die hij ‘firmament’ noemde. Dit firmament sloot het onderliggende land  als een stolp af van de wereldzee die hij verder intact liet, want het kleurde de hemelkoepel zo mooi blauw als de gloeiende bol, die hij plaatste om licht en warmte te geven, die hij Helios noemde en die hij rondjes liet draaien over de wereld. Deze Helios weerkaatste zijn gloed zo mooi tegen het hemelgewelf  dat het leek alsof er allemaal twinkelende lichtjes zweefden.
Daarna was Hij begonnen met het maken van planten, vredige levensvormen die moesten zorgen voor zuurstof, zodat de wezens, die hij schiep uit het DNA van uit zijn onderste rib, konden ademen. Later zou zijn zoon dit rib kunstje ook eens geprobeerd hebben, meer voor eigen gewin, naar verluid.

Het resultaat was verbluffend; Hij had een wereld gecreëerd die zich zelf in stand hield,  in overeenstemming was met een natuurlijke verhouding tussen omgeving en organismen die er in leefden, ecologisch was alles meer dan perfect op elkaar afgestemd. Hij was er zo bijzonder trots op geweest, dat hij dit toen als zijn meesterwerk beschouwde.

De ruimte reizigers hadden goede hoop hier vriendelijk ontvangen te worden, maar voor de zekerheid verkenden ze deze wereld eerst grondig voor ze ergens zouden landen. Vanaf een veilige hoogte keken ze stil van verwondering over het overweldigend mooie groene land dat ze zagen door hun verderkijkers. Helaas sloeg de verwondering al gauw om in verbazing toen ze tussen het groen enorme steden, met wat leek op vliegvelden en havens met roestige schepen er in,  in verval zagen, alles overwoekerd door planten en bomen die het geheel haast aan het zicht onttrok. Totaal geen teken van beschaaft leven konden ze ontwaren, zelfs de zeer betrouwbare Spieder liet hen in de steek; slechts wat dieren werden waargenomen.

Maar toch, ergens ver weg tegen een berg aan, zagen ze wat rook omhoog kringelen. Waar rook is zijn wellicht ook mensen was de eerste gedachte. Wijs geworden door voorgaande ervaringen zetten ze het vaartuig op een veilige afstand aan de grond  en wapenden ze zich met hun draagbare verdedigings wapens. Voorzichtig liepen ze naar de stam toe. Vanuit het kreupelhout bekeken de verkenners de inboorlingen. Ze waren primitief zagen ze, ze waren gehuld in lompen of zelfs geheel naakt. Twee mannen waren bij een open vuur bezig met het roosteren van een groot stuk vlees en een paar kinderen speelden in een kleine stroom bergwater. De draagbare Afstand Houder bespeurde agressie noch wapens, dus besloten ze om zich bekend te maken. Bij de eerste stappen buiten het kreupel sloegen de twee mannen bij het vuur alarm, de Afstand Houder detecteerde agressie en wierp direct zijn elektromagnetisch veiligheidsscherm om de reizigers heen, die zelf rustig bleven en hun handen hoog hielden om te tonen geen wapens te hebben en geen gevaar te zijn.

De eerste twee verkenners vielen neer zonder ook maar één geluid. De anderen renden direct weg naar hun ruimte tuig, maar drie van hen vielen een voor een ook dood neer. De zesde wist gewond en hevig bloedend terug binnen te geraken en de deur te sluiten. Hij liet het tuig op dertig meter hoogte zweven om eerst zijn wonden te laten verzorgen in de Medischekast. Zijn dode mede verkenners liet hij daarna door de transportstraal aan boord hijsen. Na een korte inspectie was het duidelijk dat zij allen gedood waren door primitieve wapens, andere wapens dan alles wat hij ooit eerder had gezien. Wapens van hout en steen, waar zelfs de Afstand Houder niet tegen op gewassen bleek want hout en steen, een heel gewoon alledaags iets, was niet geprogrammeerd als een gevaarlijk iets. Volgens de geschiedenis boordcomputer waren het wapens die zeer lang geleden, door de eerste mensen op deze wereld, gebruikt werden. Deze wapens zouden al lang geleden buiten gebruik moeten zijn, want als deze mensen gebouwen konden maken van vele verdiepingen hoog, met stalen schepen de zeeën konden bevaren en vliegtuigen maken konden, mocht je toch aannemen dat ze de hout en steentijd overleefd hadden.

De Spieder werd in de ‘verken stand’ gezet om het land onder de groene zee van bladeren te verkennen. Het ding kon niet anders dan constateren dat hier een ontwikkelde beschaving is geweest die zich zelf door oorlog en onmin heeft vernietigt en de overlevenden gedwongen heeft weer van voor af aan te beginnen.
 
Triest nieuws, dacht de laatste verkenner, om dit aan Hij te moeten vertellen. Eén grote troost: Deze wereld is zeer mooi, alles functioneert zoals Hij het bedacht had,  ecologisch is alles meer dan perfect, nog steeds. Slechts de mens is  mislukt, daar kan geen levende ziel mee samen leven.
Triest voor Hij, hij die het zo goed bedoelde voor de mens en alles wat leeft en bloeit. Maar toch iets om trots te zijn, op alles wat Hij verder heeft samengesteld, gelijk aan zijn idee van een mooie wereld vol vrede.